Geplaatst op 28 december 2013
We weten het allemaal, als een ware Heintje Davids blijft Piet Kramer stoppen met het demoracen. Maar nu meent hij het echt. Piet schrijft ons in zijn kerstkaart:
“Sinds 1985 het zijspandemorijden, tot heden. Zo’n mooi slot bij de SAM, het was voor mij werkelijk een verlenging van vijf jaar. O ja, bijna vergeten, géén twee- of drieurenraces meer als Teamcaptain. Het vreet energie, maar móói dat het was! Het hoogtepunt in Aalsmeer. Eens besef je: het is voorbij. De hartstocht is weg. Maar we blijven fietsen en met bakjes vol met motortroep blijf ik me verheugen op twee tot driemaal jaarlijks met de machtige Manx Norton ten tonele te verschijnen. Die blijft betoveren.
De schrijverij loopt ook op zijn eind. In 1982 begonnen bij de BSA-club, dit jaar nog een keer of twaalf voor de ‘Satisfaction Guraranteed’ van de AJS & Matchless Vereniging. En tot de dood viermaal jaarlijks bij ‘Oud maar Sterk’, al sinds 1985, als clublid nummer 2. Daar blijf ik om af te koelen van het demoracen. Na vijf jaar Norton Dominator 99 straatmotor wordt het nu weer BSA ééncilinder! Dat geeft meer rust.“
Het gebeurde tijdens een fietstochtje langs het riviertje de Vlist op een mooie zomerdag (dat is vanzelfsprekend, anders waren we thuis gebleven), dat er enkele oudijzerrestanten in de wegkant lagen. Hier ook al? Uit stadsgrachten komen jaarlijks tal van fietsen tevoorschijn en nu was er zelfs een wasmachine en iets verder waren twee kinderfietsjes opgedregd. Weer verder nog een Puch-Maxi-brommer en nu zagen we na een bocht dat twee lieden een bakfiets volgeladen hadden met oudijzerzooi. Ongure typen, de een sprak door de ‘veldtelefoon’ iets over een auto die moest komen en de ander sprak ik vriendelijk toe terwijl m’n vrouw ongeveer twintig meter verderop bleef wachten. Bevreesd als ze is voor de kleurrijke medemens. Ik ben ook oudijzerboer geweest, en het waren de slechtste jaren van mijn leven zeker niet, zei ik.
Onderzoekend nam hij me op, pakte z’n shagbuil en zei met iets van achterdocht in zijn stem, “Was dat nog in de goede tijd? Het zijn altijd goede tijden in de handel man,” zo ging het nog even door. “Pik je nooit geen oude motorfiets op,” vroeg ik. “Nou, ik zal je vertellen, pas nog een Jawa zonder wielen en bij de groothandel in Zwammerdam is er een met de tank tussen de framepijpen.”
“Framepijpen,” reageerde ik iets te enthousiast en hij bleek er iets van te weten, “Die is wel heel oud hoor, wat moet je met die zooi? Het stond gisteren nog onder zeil achter het koperpakhuis.”
Er was nog meer motorspul meegekomen, het terrein moest schoon en de volgende week begon de vakantie in het metaal en de vaste afnemer hiervoor was al vertrokken. Het is van een oude zonderling geweest en die is overleden, hij woonde in een daggeldershuisje achter bij het riet. En dat ging tegen de vlakte vanwege de nieuwe rondweg. Dit even ter kennisgeving. Ik wist waar het was en wilde zo spoedig mogelijk daar naar toe. Al rook ik niet echt sigaretjes, nu kreeg ik nog een shaggie uit zijn smoezelige verpakking en noemde nog een paar namen van ludieke types uit de Goudse binnenstad en enkele kende hij nog. Oorspronkelijk woonde ie in een woonboot bij de Knip in Gouda en nu stonden ze al jaren in Schoonhoven. Hij zei nog dat ik naar Zwarte Dirk moest vragen op het kamp bij Alphen a/d Rijn, voor een fles jenever deed ie alles voor je. Zo gingen we uit elkaar, zijn broer begon te roepen dat ie iets zwaars aan de haak had (een duikboot zal het zeker niet zijn) en ik wilde gelijk naar huis. Er was een enorme opwinding in mijn leven gekomen en geen tijd te verliezen. Met deze wetenschap was ik echt niet meer te houden. Daar had ik wel een week ruzie voor over, mijn vrouw moest nog een koffie op het terras en het ging niet best. Het mooie van deze prachtdag was er voor haar wel vanaf en ik moet het zelf maar weten. En toen ben ik als een razende naar huis gefietst.
Nat van het zweet kwam ik daar en deed andere kleding aan en een lange broek. Dronk nog wat water, pakte de papieren van de BSA en nu géén fouten maken. Benzine genoeg, olie vullen en een band oppompen. De helm en de drank niet vergeten, opgejaagd als een hert was ik. Ik sloot de deur en maakte dat ik weg kwam. Het starten van de trouwe éénpitter ging vlot en daar ging ik, het ongewisse tegemoet.
Langs Gouda, Boskoop en verder, het was me allemaal duidelijk. Op het kamp in Alphen a/d Rijn had ik al eerder vier4 wielen met goede banden gekocht voor een Lada en nu moet de derde wagen van Zwarte Dirk zijn. Hij zat op het bankje in de schaduw. “Wat is dat voor een motor?” riep hij verheugd, bij het horen en zien van het Engels oud rij-ijzer. Het was raak hoor, BSA. Mooier kan het niet, vader had nog een M-20 gereden, een zijklepper, uit de oorlogsdump. En bij de zaak staat nog een V-twin, helemaal verroest zei die. Ik dacht, vast een H.D., maar wel van vóór 1925-1930!
Maar eerst nog het fotoboek inzien van toen hij nog rollerman was, eerst met paard en tot slot met Hanomagtrekker voor de wagen. En hij aldoor drank innemend. “Dirk, laten we toch gaan zien wat het is, straks zijn ze naar huis en is het hek gesloten.”
“Rustig, rustig toch, we gaan er aanstonds heen, een dubbel oudijzerprijssie en het is voor jou,” voegde ie er aan toe. “Mijn autootje staat daar en ik breng het gelijk bij je thuis.” Een echte vriend was het.
“Geen angst jongen, neen niks, ik ben de baas en moet straks de waakhonden nog voeren.” Na nog wat eindeloos geklets ging de fles half leeg en toen stapte hij zonder helm achterop de motor. Wat een machine en wat een vooruitzicht, ik was euforisch of nog erger! Daar gingen we via een achterafweggetje langs het spoor. Wat genoot die man, hij zong van plezier en de motor liep zo mooi. We reden door een fraai landelijk gebied en het hek stond nog open. In de hydraulische grijper van een enorme containervrachtwagen zagen we nog net een Ariel-twin bengelen die geheel verpulverd werd en naar beneden pletterde!
Het gekraak en de klap die volgden klonken oorverdovend boven het motorgeluid uit. Ik schrok me wezenloos en was weer wakker, op het terras in de zon na koffie en een drankje ingenomen te hebben. Nu zijn we ruim twintig jaar verder en telkens als ik hier voorbij ga moet ik er aan denken.
“Je was even weg hé?” zei mijn lieve vrouw, “Kom mee dan gaan we weer terug, de lucht betrekt al.”
Het enige wat er in de wegkant te vinden was, een vastgetimmerd hek met witte klompen en iets verder? Ja, ik had het goed gezien, daar lag in de slootkant een oude wasmachine!
Motorpiet,
Piet Kramer
Met dank aan ‘Oud maar Sterk’.
No Comments