Vragenlijst deelname racedemo’s SAM

Update: 28 april 2015 nieuwe versie.

Ter bevordering van de veiligheid neemt SAM bij nieuwe deelnemers aan racedemo’s een korte mondelinge test af. Nuttig, zowel voor degenen die altijd alleen op de openbare weg hebben gereden, als voor degenen met wegrace-ervaring – een racedemo is iets anders dan een wegrace…

Het beantwoorden van deze 21 vragen is niet verplicht en heeft geen invloed op het verkrijgen van een startbewijs of daglicentie. De vragen worden mondeling doorgenomen.

Het doel van deze vragen is tweeledig:
1. Heeft de rijder voldoende kennis van de regels die gelden bij racedemo’s?
2. Begrijpt de rijder het verschil tussen een racedemo en rijden op de weg, c.q. wegracen op een circuit?

Download: Vragenlijst deelname racedemo v.2 (nieuwe versie)

De vragen

1. Wat controleer je aan je motor, voordat je gaat rijden?

2. Aan welke formaliteiten moet je hebben voldaan om van start te kunnen gaan?

3. Welke verschillen kun je benoemen tussen een wegrace en een racedemo?

4. Welke  beschermende kleding trek je aan voordat je gaat rijden, van ondergoed tot bovenkleding?

5. Welke handelingen verricht je voordat je gaat rijden, in volgorde?

6. Hoe stel je je op aan de startlijn/ in welke volgorde ga je van start?

7. Hoe handel je als je de baan wilt verlaten?

8. Hoe handel je als je motorpech hebt?

9. Welke vlaggen worden gebruikt bij een racedemo en welke persé niet?

10. Wat bedoelt men met het ‘rijden van de ideale lijn’ en het ‘bepalen van het rempunt’?

11. Wat doe je als je achter je een motor hoort?

12. Wat doe je als je ziet dat er iemand is gevallen?

13. Wat doe je indien mogelijk direct nadat je zelf bent gevallen?

14. Wat zijn de gevaarlijkste punten in een circuit?

15. Wat doe je als je op een bocht afgaat en ziet dat een voorligger langzamer is?

16. Aan welke kant haal je hem in en wanneer?

17. Wat doe je als je tijdens een wedstrijddag klachten hebt over een medecoureur, een official of het publiek, of opmerkingen over de toestand van de baan?

18. Wat doe je als de wedstrijdleider een zwarte vlag toont met je startnummer?

19. Wat doe je nadat er met de zwartwitgeblokte vlag is gezwaaid?

20. Wat controleer je tussen de manches door aan je motor?

21. Wat leg je te allen tijde onder je motor in het rennerskwartier?

De antwoorden

1. Wat controleer je aan je motor, voordat je gaat rijden?

Bandentoestand, bandenspanning, spaken, remwerking, vrij terugkomen gashendel, oliedichtheid, borging oliepluggen, remmen en andere zaken die niet los mogen gaan, goede werking transponder, etc.

2. Aan welke formaliteiten moet je hebben voldaan om van start te kunnen gaan?

In bezit van startbewijs of daglicentie, deelnamegeld betaald, (eenmalige) toelatingsprocedure machine, machinekeuring, aanwzigheid rijdersbespreking.

3. Welke verschillen kun je benoemen tussen een wegrace en een racedemo?

Aantal antwoorden mogelijk. Verschil in soort circuit (stratencircuit, bedrijventerrein, buitenweg), obstakels langs baan, publiek dichterbij, breedte van de baan, niet inhalen in bochten en op gevaarlijke weggedeelten, de snelste rijder is niet de winnaar, regelmatigheid, respect voor medecoureurs, vooral de nieuwelingen, etc.

4. Welke  beschermende kleding trek je aan voordat je gaat rijden?

Eendelige (of tweedelig met rits) lederen race-overal, bij voorkeur met goede protectie en rugbeschermer, integraalhelm in goede staat, met gesloten vizier! Verder leren handschoenen, leren motorlaarzen.

5. Welke handelingen verricht je voordat je gaat rijden, in volgorde?

Motor starten. Volgens het reglement mag in het rennerskwartier niet worden gereden. Dus met motor aan de hand door rennerskwartier, melden bij startfuik, motor starten, opstellen op startgrid, op aanwijzing fuikmeester en wedstrijdleider.

6. Hoe stel je je op aan de startlijn/ in welke volgorde ga je van start?

Je gebruikt de door de wedstrijdleiding aangebrachte markeringen. De volgorde doet er niet toe, want het gaat om regelmatigheid. Naarmate je je minder zeker voelt of minder ervaring hebt zoek je zelf een plaatsje naar achteren op de grid.

7. Hoe handel je als je de baan wilt verlaten?

Ruim van te voren steek je een hand op of je steekt een been uit. Je blijft een redelijk tempo houden totdat je de uitrijfuik bereikt. Vanaf daar rijd je stapvoets. Je parkeert eventueel zonder de rijbaan voor anderen te blokkeren.

8. Hoe handel je als je motorpech hebt?

Je steekt een hand op of een been uit, zoekt zo snel mogelijk een veilige plek naast de baan. In een bocht altijd aan de binnenkant.  Je gaat tijdens de manche niet langs de baan lopen met je motor naar het rennerskwartier. Meestal komt er een bezemwagen nadat de manche is afgelopen.

9. Welke vlaggen worden gebruikt bij een racedemo en welke persé niet?

Groen: de manche is begonnen en men kan vrij rijden. Geel: gevaar, niet inhalen, eventueel snelheid aanpassen. Rood: De manche is gestopt, snelheid aanpassen en rustig terugrijden naar de startstreep, c.q. uitrijfuik. Zwart met startnummer: rijder kan eventueel de ronde afmaken, maar moet zich zo spoedig mogelijk melden bij de wedstrijdleider. Rood-geel gestreept: olie op de rijbaan.

De blauwe vlag wordt persé niet gebruikt. Deze dient bij wegraces om te waarschuwen dat je op een ronde wordt gezet en plaats moet maken voor de snellere rijder. In een racedemo is dat niet de bedoeling en niet van belang.

10. Wat bedoelt men met het ‘rijden van de ideale lijn’ en het ‘bepalen van het rempunt’?

Ideale lijn: in principe probeert een coureur de omtrek van zijn bocht zo ruim mogelijk te nemen, zodat hij een hogere bochtensnelheid kan behouden. Daartoe zoekt hij vóór de bocht de buitenkant van de baan op, om vervolgens bij de apex de binnenkant te bereiken en daarna weer naar de buitenkant te sturen. Het is belangrijk dat je – zo mogelijk – elke ronde consequent deze lijn volgt, want andere coureurs rekenen daarop als ze je na de bocht willen passeren.

Rempunt: Uitgaande van jouw motor en jouw rijderscapaciteiten kent iedere bocht een ideale plek waar je kunt beginnen met aanremmen. Een coureur onthoudt zo’n punt aan de hand van wegkenmerken of zaken in de berm, zoals graspolletjes of metermarkeringen. Hij/zij probeert het rempunt steeds iets verder naar de bocht toe te verleggen, om zo de bochtensnelheid te optimaliseren. Uiteraard steeds in het achterhoofd houdend dat het gaat om een racedemo, niet om een wegrace.

11. Wat doe je als je achter je een motor hoort?

Deze zal willen inhalen. Niet omkijken, niet vertragen. Je behoudt je rempunten en je rijlijn. De achteropkomende rijder is verantwoordelijk voor de inhaalmanoeuvre en zet deze pas in op een veilige plaats.

12. Wat doe je als je ziet dat er iemand is gevallen?

Je stopt niet, daar zijn baco’s voor. Je past eventueel je snelheid aan, volgt vlagaanwijzingen op. Je vertrouwt op de baanposten en vervolgt je weg.

13. Wat doe je indien mogelijk direct nadat je zelf bent gevallen?

Ga niet sjorren aan je motor. Laat deze liggen waar hij terecht is gekomen. Zoek een veilige plek op naast de baan. Als er geen baanpost in de buurt is, geef met signalen aan dat er gevaar dreigt voor andere coureurs.

14. Wat zijn de gevaarlijkste punten in  een circuit?

De plaatsen waar geremd wordt, de apex van de bochten, verder op stratencircuits stoepranden, straatmeubilair, dranghekken en strobalen en vooral: alle plaatsen waar het publiek zich bevindt, met name de oversteekplaatsen. Wees verdacht op onverwachte bewegingen.

15. Wat doe je als je op een bocht afgaat en ziet dat een voorligger langzamer is?

Je wacht tot na de bocht en haalt hem dan pas in.

16. Aan welke kant haal je hem in en wanneer?

De voorligger houdt zijn lijn en jij kiest op een recht stuk een veilige kant om te passeren.

17. Wat doe je als je tijdens een wedstrijddag klachten hebt over een medecoureur, een official of het publiek, of opmerkingen over de toestand van de baan?

Je meldt deze zo snel mogelijk bij de wedstrijdleider, bij voorkeur nog gedurende de manche waarin je aan het rijden bent. Je kunt eventueel met je motor stoppen op de locatie van de wedstrijdleiding, als de ruimte en de situatie het toelaten. De wedstrijdleider zal naar aanleiding van je opmerking eventueel direct maatregelen nemen.

18. Wat doe je als de wedstrijdleider een zwarte vlag toont met je startnummer?

Je kunt eventueel de ronde afmaken, maar je moet je onmiddellijk melden bij de wedstrijdleider.

19. Wat doe je nadat er met de zwart-witgeblokte vlag is gezwaaid?

De manche is afgelopen, je gaat niet direct vol in de remmen (achterliggers!), maar rijdt in rustig tempo de ronde uit tot het punt waar je de baan kunt verlaten. Na het afvlaggen niet meer inhalen.

20. Wat controleer je tussen de manches door aan je motor?

Bandentoestand, bandenspanning, spaken, remwerking, vrij terugkomen gashendel, oliedichtheid, goede werking transponder, etc.

21. Wat leg je te allen tijde onder je motor in het rennerskwartier?

Een olieopvangmatje.

© SAM/www.festinalente.nl 2015